1. Een overplaatsing binnen een onderneming mag voor leidinggevenden en specialisten niet langer dan drie jaar en voor stagiair-werknemers niet langer dan één jaar duren; na afloop van die termijn verlaten deze personen het grondgebied van de lidstaten, tenzij zij op een andere basis een verblijfsvergunning krijgen overeenkomstig het Unie- of nationale recht.
2. Onverminderd hun verplichtingen uit hoofde van internationale overeenkomsten mogen de lidstaten verlangen dat er tussen het eind van de maximumduur van een overplaatsing als bedoeld in lid 1 en een nieuwe aanvraag voor dezelfde onderdaan van een derde land voor de toepassing van deze richtlijn in dezelfde lidstaat, een periode tot zes maanden verloopt.